Op 7 februari jongstleden is in het Belgische parlement een wetsontwerp ‘minnelijke invordering’ ingediend, waarmee boek XIX “Schulden van de consument” wordt ingevoegd in het het Wetboek van economisch recht. Primair heeft dit wetsontwerp tot doel om de economisch zwakkeren in de samenleving te beschermen door escalatie van bijkomende schadebedingen te beperken. Dat is op zich een goede zaak, maar hoe zit het met de positie van de schuldeiser en hoe verhoudt het minnelijk traject zich tot het gerechtelijke traject? De matiging van kosten is goed voor de consument, maar het aanmaningsproces is uiteraard geen kosteloze activiteit. Bovendien kan een kosteloze eerste herinnering ook tot ongewenst (betalings)gedrag bij de consument leiden. In dit interview praat ik met Guy Colpaert, Managing Director Intrum Benelux, over de impact van deze nieuwe wetgeving voor incasso in België inzake het minnelijk traject en de gevolgen voor met name schuldeisers van kleine vorderingen.

Wat ging er aan dit wetsontwerp vooraf? Wat was het doel en de context om tot dit nieuwe wetsontwerp te komen?

Guy: “De geest en de bedoeling van de regering in de strijd tegen overmatige schuldenlast is om de consument te beschermen. Anders gezegd, de Belgische regering heeft tot doel om de consument te behoeden voor een overdaad van schulden en (hoge) bijkomende kosten als hij of zij in een schuldensituatie terechtkomt. Dat vind ik op zichzelf een goed uitgangspunt.”

Hoe kijkt u professioneel gezien naar het nieuwe wetsontwerp?

Guy: “Het wetgevend initiatief, zoals dat nu ter goedkeuring door het parlement ter tafel ligt, is in mijn ogen eigenlijk een pyrrusoverwinning. Waarom? Als je naar de feitelijke schuldoverlast voor de consument en de toename van de schuldpositie kijkt, dan wordt die vooral veroorzaakt door de kosten die toegevoegd worden in de gerechtelijke fase van incasso of invordering. Dit wetsontwerp gaat echter enkel over de minnelijke invordering. In de media wordt de ‘schuldindustrie’ regelmatig besproken, maar deze bevindt zich voornamelijk in de hoek van de gerechtelijke invordering. Als je met sociale werkers, schuldbegeleiders, OCMW en andere instanties spreekt, zullen die ook bevestigen dat de echte pijn niet op het minnelijke traject zit, maar des te meer op de gerechtelijke invordering.”

Waar ligt beleidsmatig het knelpunt bij het huidige wetsontwerp?

Guy: “Het huidige wetsontwerp zit in de schoot van de FOD Economie, maar eigenlijk is de FOD Justitie aan zet. Justitie is immers verantwoordelijk voor de gerechtelijke invordering, terwijl Economie verantwoordelijk is voor de minnelijke invordering. De (financiële) impact van de gerechtelijke invordering is vele malen hoger en dat druist in op het beoogde doel, namelijk het vermijden en verminderen van (invorderings-)kosten voor de consument.”

Kunt u het verschil in kostenopbouw aangeven tussen het minnelijk en gerechtelijk traject. Hoe gaat de (Belgische) overheid, als wetgever, hiermee om?

Guy: “Laat ik een algemeen voorbeeld geven. Een schuld van 100 of 500 euro zal nooit tot 1000 euro oplopen in de fase van minnelijke incasso, terwijl dit in het gerechtelijke traject wel het geval kan zijn. Per definitie zijn de kosten verbonden aan minnelijke incasso altijd lager dan de kosten in het gerechtelijke traject. Een niet-onbelangrijk detail hierbij is dat de Belgische overheid een intrusieve (harde) schuldeiser is, waarbij van mensgericht incasseren feitelijk geen sprake is. De overheid werkt dikwijls met een dwangbevel, wat een korte minnelijke procedure inhoudt. Dergelijke bevelen worden ook direct betekend, wat extra kosten (voor de consument) met zich meebrengt en die ook worden meegenomen in het gerechtelijke invorderingstraject. Dat is zeker geen voorbeeldgedrag, wat je feitelijk van de overheid wel zou mogen verwachten. Hier komt nog bij, dat de overheid ook een bevoorrechte (preferente) schuldeiser is. Kortom, dit alles verdient geen schoonheidsprijs.”

Waarom richten politici hun pijlen puur op het minnelijk traject en niet op het gerechtelijk traject?

Guy: “Er zijn politici die de procedures inzake het incassoproces zeer goed kennen, maar ondertussen wel roepen om enkel de minnelijke invordering aan te pakken. Ik kan het uiteraard niet met absolute zekerheid stellen, maar mogelijk is er of een andere agenda of het is eenvoudiger om de minnelijke dan de gerechtelijke invordering aan te pakken. Het wetsontwerp op zichzelf is goed, maar het mist wel het grotere doel. Het is onmiskenbaar dat de minnelijke invordering de snelste en goedkoopste manier van invordering is voor zowel de consument als de schuldeiser, de maatschappij en de overheid. In die zin is minnelijke incasso vaak de beste oplossing van het (schuld)probleem, niet van het probleem zelf dat eraan vooraf gaat of nadien komt. Zoals aangegeven ligt het probleem van de ‘schuldindustrie’ aan de gerechtelijke kant. Bovendien moeten we niet vergeten dat minnelijke incasso altijd ten dienste staat van de schuldeiser, die ten dele ook betrokken is bij het ontstaan van een schuld. Hoewel het wetsontwerp een nobel doel nastreeft, dreigt het toch een pyrrusoverwinning te worden, omdat het oplossen van het feitelijke probleem (of de wortel van het kwaad van de schuldindustrie) met dit wetsontwerp niet beoogd wordt. Het is voor alle betrokken partijen van belang om dit te beseffen.”

Als dit voorstel/wetsontwerp aangenomen wordt, wat betekent dit dan concreet? Wat zijn de voor- en nadelen?

Guy: “Het voordeel van het wetsontwerp is dat het een level playing field creëert voor alle schuldeisers en voor alle commerciële partijen die aan minnelijke invordering doen. Het gaat in elk geval helpen om een soort gelijkheidsbeginsel toe te passen voor het doen van minnelijke invordering.”

“Daarnaast is het normeren van het schadebeding (de incassokosten) goed om harmonisering te bewerkstelligen. Voor kleinere vorderingen (onder 150 euro) ligt de maximumnorm op 20 euro, maar dat is wel heel scherp. Als we dit vergelijken met de WIK in Nederland, dan ligt dit bedrag op 40 euro en daar is een goede reden voor. Incassokosten zijn immers niet alleen ter dekking van het sturen van een incassobrief, maar ook voor het afhandelen van de reactie van de consument, het telefonisch beschikbaar zijn, het opstellen en opvolgen van afbetaalplannen, het verwerken van de betaling en tal van andere direct of indirect gerelateerde handelingen. De toekomst zal moeten uitwijzen of 20 euro een haalbare norm is.”

“Als je goed naar het wetsontwerp kijkt, dan zie je dat deze zich vooral focust op de kleine vorderingen. Daarbij kun je ook de vraag stellen of hier de kern van het probleem van de schuldproblematiek zit. Persoonlijk denk ik van niet. De 20 euro bovenop de hoofdsom van de vordering is natuurlijk geld, maar ik denk dat dit soort bedragen consumenten niet in de schuldenlast zullen duwen. Uiteindelijk zijn het de grotere vorderingen en met name die facturen die belast worden met een toename van kosten door gerechtskosten, die het echte probleem zijn.”

“Ook komen er bij dit wetsontwerp veel formaliteiten en complexiteiten kijken. Er zijn bijvoorbeeld uitzonderingen voorzien voor micro-ondernemingen. Het wetsontwerp moet je eigenlijk samen met de sectorwetgevingen zien. Neem bijvoorbeeld het energiedecreet, wat in België vrij complex is. Deze sectorwetgeving is specifiek in Vlaanderen, maar anders in Brussel en ook weer anders in Wallonië. Ook in de telecomsector is aparte wetgeving, evenals voor consumentenkrediet. Dat maakt het wetsontwerp in combinatie met de sectorwetgevingen een bijzonder complex gegeven. Niet alleen voor de schuldeiser, maar ook voor de consument. Als je namelijk probeert te begrijpen welke wetgeving feitelijk van toepassing is en welke spelregels er gelden, dan moet je als schuldeiser al bijna op zoek naar een specialist omdat de (nieuwe) wetgeving lastig te doorgronden is.”

Welke sectoren gaan het meest nadeel ondervinden door deze nieuwe wetgeving?

Guy: “Vooral sectoren met veel kleine vorderingen zullen een zware impact ondervinden van dit wetsontwerp. Denk aan ziekenhuizen, medische laboratoria, scholen en e-commerce. Waarom? Neem bijvoorbeeld ziekenhuizen in België, die het financieel al moeilijk hebben. Bank-verzekeraar Belfius maakt ieder jaar een financiële analyse (MAHA) studie van de algemene ziekenhuizen in België en uit hun laatste resultaten (november 2022) bleek dat veel ziekenhuizen het financieel moeilijk hebben. Als je de incasso- en/of herinneringskosten naar de consument gaat beperken en dus de operationele kosten (voor de ziekenhuizen) gaat vergroten, dan zal dit wetsontwerp de ziekenhuizen niet gaan helpen. Ik praat dan in het bijzonder over facturen voor remgeld, een wettelijk vastgesteld bedrag dat je als consument zelf betaalt voor je dokters- of ziekenhuisbezoek. Dan hebben we het over zeer grote aantallen facturen met factuurbedragen tussen veelal 30 en 100 euro, dus kleine vorderingen. Deze remgelden hebben een direct effect op de marge van een ziekenhuis. Als een ziekenhuis deze facturen niet kunnen innen, dan brengt dat een flinke operationele kostenpost met zich mee. Om die reden nemen de meeste ziekenhuizen een schadebeding in hun voorwaarden op, waarin bij niet- of laattijdige betaling van de factuur naast verwijlinterest een percentage van zeg 12 procent van de factuurwaarde met een minimum van 35 euro aan de consument in rekening gebracht wordt. Die 35 euro zal dan, als het wetsontwerp wordt goedgekeurd, in de toekomst verdwijnen en naar 20 euro gaan en dat gaat financieel een (grote) impact hebben op de resultaten van ziekenhuizen. Dat lijkt mij niet gewenst.”

Wat betekent het wetsontwerp voor het toekomstig (krediet)beleid van de schuldeiser?

Guy: Een ongewenst neveneffect zou kunnen zijn, dat een schuldeiser zich kan afvragen waarom hij nog minnelijke invordering zou doen en als alternatief veel sneller gaat dagvaarden. Als dat gebeurt, dan krijg je precies het omgekeerde effect van het doel van het wetsontwerp, namelijk het beperken van de kosten en het verminderen van de schuld voor de consument. Het is in mijn ogen een zeer reëel scenario, want schuldeisers zullen op zoek gaan naar oplossingen voor het kostenvraagstuk.”

Het gerechtelijk traject brengt hoge kosten met zich mee, maar ook risico’s voor de schuldeiser. Als de consument financieel zwak is, dan zal hij of zij deze extra kosten mogelijk (ook) niet kunnen betalen. In hoeverre wordt de financiële status van de consument in het nieuwe wetsontwerp onderkend?

Guy: “Ik denk dat dit niet voorzien is. Het is vooral belangrijk om terug te keren naar de geest van dit wetsontwerp. Zoals ik eerder aangaf is het wetsontwerp geschreven met het oog op de (kwetsbare) consument die niet kan betalen. We praten dan mogelijk over vijf tot tien procent van de consumenten die (in dit voorbeeld) van ziekenhuisdiensten gebruik maken en hun rekening niet (direct) kunnen betalen. De betaling van ziekenhuisfacturen hebben samen met schoolfacturen traditioneel een lage prioriteit ten opzichte van andere schuldeisers, zoals de huur, de aflossing van de hypotheek en belastingen. Zij komen bij deze groep consumenten vaak letterlijk onderop de spreekwoordelijke stapel te liggen. Het is goed om te beseffen, dat consumenten die wel op tijd betalen (de meerderheid) uiteindelijk de rekening betalen van de consument die hun facturen niet of niet op tijd betalen. Dus als een ziekenhuis structureel in de (financiële) problemen komt door dit wetsontwerp, dan zal het mogelijk gevolg zijn dat prijzen van dienstverlening (extra) gaan stijgen om het gebrek aan inkomsten ter dekking van de operationele kosten te compenseren.”

Aan het wetsontwerp zitten dus zowel positieve als negatieve kanten. Op donderdag 20 april zal er ongetwijfeld een stevige paneldiscussie tijdens Credit Expo gevoerd gaan worden. Wat zou u de lezer nog willen meegeven?

Guy: “Het wetsontwerp is puur geschreven vanuit het standpunt van de consument. Ik vind het enigszins zorgwekkend, dat er totaal niet wordt stilgestaan bij de positie van de schuldeiser. Het is alsof de schuldeiser het maar moet accepteren, dat zijn factuur niet op tijd betaald wordt. Vrij vertaald zou je kunnen stellen dat het nieuwe wetsontwerp voor de (calculerende) consument een uitnodiging is om niet op tijd te hoeven betalen, aangezien er voor de (eerste) herinnering geen enkele kosten in rekening gebracht mogen worden. Wat de wetgever feitelijk doet is de kosten van het (incasso)proces volledig parkeren bij de schuldeiser en dat is in mijn ogen een gemiste kans. Tel daarbij op dat door de hoge inflatie de kosten voor arbeid en andere kosten het afgelopen jaar sterk gestegen zijn. Het zal duidelijk zijn dat het nieuwe wetsontwerp feitelijk dus een strop legt op alle bedrijven die veel kleine facturen aan consumenten versturen. De conclusie ten aanzien van dit wetsontwerp is dat de ‘echte’ schuldindustrie wel eens de winnaar in dit ‘verhaal’ zou kunnen zijn en dan kun je je afvragen of dit nu de bedoeling van de wetgever geweest is.”

Intrum is Platinum Partner van Credit Expo België 2023 (donderdag 20 april in De Montil te Affligem). Guy Colpaert zal samen met Joost Peters (Studio Legale) en Luc Verstraete (Credit People) deelnemen aan het paneldebat “Het wetsontwerp ‘Schulden van de consument’: impact op de betrokken partijen?”. Wilt u daarbij zijn, klik dan hier om u aan te melden voor een geheel verzorgde dag en bezoek aan Credit Expo België 2023 (gratis toegang als u tot de doelgroep behoort).