Met zijn wetsontwerp voor een nieuwe insolventiewet, kiest minister van justitie Koen Geens (CD&V) voor een nieuwe, fundamenteel andere koers in de omgang met falingen. De impact van deze wet is, op zijn zachtst gezegd, enorm. Niet alleen verandert Geens gangbare procedures voor rechtbanken en betrokken ondernemingen, hij timmert ook aan een nieuwe invulling en reikwijdte van het faillissement.

 

De aankomende nieuwe faillissementswetgeving kadert in de kruistocht van het kabinet Geens om wetboeken te herstructureren en in lijn te brengen met de economische en maatschappelijke realiteit. Het recente wetsontwerp inzake de ‘insolventie van ondernemingen’ moet de faillissementsprocedures, definities en rechtshandhavingsbepalingen moderniseren en ze samenhangender en bevattelijker maken. Geen overbodige luxe. Het insolventierecht bestaat vandaag uit een combinatie van de publiciteitswetgeving, de faillissementswet en de Wet op de continuïteit van de ondernemingen (WCO). De uitvoering van die gefragmenteerde wetteksten verloopt stroef. Zo gebeurt de administratie van de rechtbanken van koophandel nog steeds uitstuitend op papier, slaagt WCO er amper in om bedrijven in moeilijkheden te redden en ontbreekt er een algemene visie. Met de nieuwe, overkoepelende wet kiest Geens resoluut voor een andere koers.

 

Digitalisering en ruimer ondernemersbegrip

 

Een eerste belangrijke pijler is modernisering. Zo legt het voorontwerp de basis voor een digitalisering van het insolventierecht. Wordt de wet aangenomen, dan kunnen de rechtbanken van koophandel de dossiers op termijn volledig elektronisch beheren.

 

Maar de modernisering gaat verder dan digitalisering. Geens wil ‘het toepassingsgebied van de faillissementswetgeving uitbreiden om beter aan te sluiten bij de economische realiteit.’ Daarmee tackelt hij een breder pijnpunt in de wetgeving: het vage en gedateerde ondernemersbegrip. De huidige faillissementswetgeving is afgestemd op het verouderde concept van ‘kooplieden’. Vandaag kunnen met andere woorden enkel kooplieden en handelsvennootschappen failliet gaan. De nieuwe wet kiest expliciet voor een moderner en ruimer ondernemersbegrip. Bijgevolg kunnen in de toekomst niet alleen handelaren, maar ook vrije beroepen, landbouwentiteiten, (bepaalde) vzw’s en alle natuurlijke personen met een zelfstandige beroepsactiviteit – van de juwelenontwerper in bijberoep tot de Uber-chauffeur – failliet gaan.

 

Focus op preventie

 

Naast een stevige modernisering, maakt dit wetsontwerp het insolventierecht ook conform met de Europese ontwerprichtlijn betreffende preventieve herstructureringsstelsels en tweede kans. Die richtlijn weerspiegelt de recente verschuivingen in hoe we aankijken tegen bedrijven in moeilijkheden en faillissementen.

 

Zo groeit het besef in Europa dat we sneller moeten ingrijpen wanneer ondernemingen in de problemen komen. Iets waar we met Graydon al langer op hameren. Onze studies naar faillissementen, leren ons dat we vaak heel vroeg kunnen zien of een bedrijf dreigt af te glijden. Bedrijven in een vroeg stadium attent maken op de risico’s en hen vervolgens de kans geven om zélf werk te maken van verbetering, werkt beter dan juridische alarmbelprocedures. Die laatste zijn naast stigmatiserend, ook veelal too little, too late. Geens speelt in op dat groeiend besef, door de focus van de federale kamers te verleggen naar het zoeken van welbepaalde problematische entiteiten, met als nieuwe bevoegdheid het verwijderen van slapende vennootschappen uit de economie.

 

Lees ook: 10 signalen om een nakend faillissement te herkennen

 

Tweede kans

 

Europa focust, naast een vroege preventie, ook op de zogenaamde tweede kans voor ondernemers. Terwijl een faillissement vroeger aanzien werd als een mislukking of zelfs een crimineel feit, dan worden ondernemers die gefaald hebben steeds meer erkend als mensen die kostbare ervaring hebben opgebouwd en die, dankzij die ervaring, meer kans op slagen hebben in de toekomst. In België is er bij een faillissement standaard sprake van ‘verschoonbaarheid’, tenzij er bewijzen zijn van fraude. In de praktijk kan het echter maanden tot jaren duren voor de ondernemer officieel werd vrijgesteld van blaam aan het faillissement. Die lange wachttijd maakt het voor ‘gefaalde’ ondernemers erg moeilijk om snel en vlot een nieuwe zaak op de starten. De nieuwe faillissementswet vervangt daarom het principe van verschoonbaarheid door een snelle kwijtschelding van schulden.

 

De nadruk op een vlot faillissement wordt ten slotte doorgetrokken in het zogenaamde ‘prepack-faillissement’ of stil faillissement. Deze maatregel geeft bedrijven de kans om naar de rechtbank van koophandel te stappen en te vragen om een faillissement voor te bereiden zonder dat dit aankomende faillissement wordt gepubliceerd. Stakeholders zoals leveranciers of klanten worden pas op de hoogte gebracht wanneer alles in kannen en kruiken is.

Brede impact

 

Gaat alles volgens plan, dan wordt deze nieuwe faillissementswet nog voor eind 2017 gestemd. Die naderende datum is niet enkel relevant voor ondernemingen die dreigen failliet te gaan. De reikwijdte van de nieuwe wet is heel breed. Ze legt de basis voor een nieuwe betekenis van en de omgang met het begrip ‘failliet gaan’. Gefailleerde ondernemers zijn niet langer louche figuren, maar zakenmensen die hun lessen – op de harde manier – geleerd hebben.

 

Konden er tot nu 600.000 à 700.000 entiteiten failliet gaan in ons land, dan riskeren bovendien na de invoering van deze wet plots 1.200.000 een faling. Een nieuw nulpunt in de statistieken. Daarbij wordt het (dreigende) faillissement niet langer een betrouwbare graadmeter. Het stil faillissement maakt het onmogelijk om te controleren of klanten of leveranciers flirten met een bankroet. Dat stelt bedrijfsinformatiespecialisten als Graydon voor nieuwe uitdagingen. We wachten alvast het einde van de zomer niet af. We werken volop aan nieuwe data-oplossingen, die de klassieke faillissementsvoorspelling vervangen door een bredere, moderne insolventiescore.

 

Bron: Graydon blog