Het zal niet verbazen dat de meerderheid van de Belgische ondernemingen haar uiteindelijke begunstigden, beter bekend als UBO’s, nog niet in de online applicatie heeft geregistreerd. In principe had de informatieplichtige onderneming daarvoor de tijd tot uiterlijk 30 september 2019. Er werd de afgelopen periode danig gespeculeerd over een – derde – uitstel van de deadline, maar in werkelijkheid gaat het om een gedoogbeleid tot het einde van het jaar. Dat betekent volgens de FOD Financiën dat er in de periode tot 31 december 2019 geen sancties zullen worden opgelegd.

Het UBO-register blijft maar verder worstelen met de Only Once-wet van 5 mei 2014, met de KBO-wet én het artikel III.37 van het Wetboek van Economisch Recht dat stelt: “Eens een gegeven is medegedeeld aan en opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen kunnen de diensten die gemachtigd zijn deze gegevens te raadplegen, het niet rechtstreeks meedelen ervan niet langer ten laste leggen aan betrokkene.”

Uit een studie van het Meetbureau in de schoot van Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging bij de FOD Kanselarij van de Eerste Minister blijken frappante cijfers. Het DAV Meetbureau bracht in kaart welke administratieve lasten de verenigingen en vennootschappen oplopen om te voldoen aan de registratieverplichtingen in het UBO-register. Op basis van de registratie van drie uiteindelijke begunstigden in het UBO-register en een tijdsmeting van die registratie concludeerde het Meetbureau dat de registratie van één uiteindelijke begunstigde 10 minuten in beslag neemt. Het Meetbureau bekwam ook verschillende cijfers van de Thesaurie en de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Op basis van al dat cijfermateriaal komt het Meetbureau tot de conclusie dat voor alle Belgische vennootschappen, verenigingen en private stichtingen er een totale administratieve last van 41.158.044 euroverbonden is aan de invoering van het UBO-register.

Dat het UBO-register niet geïntegreerd werd in de KBO kan dan ook bij de ondernemers op weinig begrip rekenen. Het hergebruik (en dus het niet opnieuw opvragen) van gegevens en informatie die zich reeds bevinden in authentieke bronnen (met name de KBO, het Belgisch Staatsblad, de Nationale Bank van België …) lijkt in deze digitale tijden toch vanzelfsprekend. Temeer daar de UBO-applicatie regelmatig te kampen had en heeft met technische problemen.

Ook op privacyvlak blijft het schoentje knellen. In tijden waarin de eerste boetes zijn uitgeschreven door de Gegevensbeschermingsautoriteit (het versturen van gepersonaliseerde e-mail zonder toestemming voor verkiezingsdoeleinden, inlezen van eID voor het maken van een klantenkaart) blijkt de toegang tot het UBO-register de proportionaliteitstest niet te doorstaan. Zo kan elke persoon of organisatie die een legitiem belang aantoont het register consulteren. Dat is wel degelijk problematisch, in die zin dat het concept ‘legitiem belang’ breed en ongedefinieerd is. Bovendien worden de personen die geregistreerd staan als uiteindelijke begunstigden niet automatisch ingelicht wanneer iemand hun gegevens raadpleegt. En tot slot hebben ze slechts zes maanden om info op te vragen over die raadplegingen, wat absoluut onvoldoende is.

De Belgische wetgever heeft niet gekozen voor een pragmatische aanpak van een UBO-register in de schoot van de Kruispuntbank van Ondernemingen, maar voor een apart register in de schoot van de Thesaurie. Bijgevolg blijven de ondernemingen gebukt onder complexe, overbodige en dure administratieve verplichtingen.

Zie ook de VBO-publicatie ‘Het UBO-register – in 5 stappen naar een correcte registratie

Bron: VBO