De afgelopen maanden verbeterde het betaalgedrag van de Brusselse horeca spectaculair. Leveranciers legden strenge betaalcondities op en eisten in sommige gevallen meteen boter bij de vis.

Onheilsberichten verkondigden dat de sector in moeilijkheden verkeerde, waardoor hun leveranciers wanbetaling en toekomstige afschrijvingen gingen vrezen. Waardoor de horecasector vandaag inderdaad daadwerkelijk in moeilijkheden komt.

Meerdere aanslagen in de luchthaven van Zaventem en het Brusselse metrostation Maalbeek troffen op 22 maart 2016 de Belgische hoofdstad in het hart. Meteen verschenen de eerste onheilsberichten. De schrik zou er internationaal flink in zitten. Toeristen kozen voortaan andere bestemmingen, terwijl café- en restaurantgangers weg bleven. De klappen die de Brusselse horecasector te incasseren kreeg, kwamen hard aan.

Tenminste, dat was de boodschap die sommige Brusselse horeca-ondernemers zelf uitdroegen in de media. Ze stelden dat door de recente gebeurtenissen in een keer meer dan zeshonderd faillissementsdossiers waren ingediend. De Brusselse horeca ging massaal op de fles. Of daar leek het toch op.

De realiteit was enigszins anders. Op basis van de objectieve cijfergegevens bleek geen sprake van een onmiddellijke toename van het aantal faillissementen. Zelfs tot eind augustus was er nog geen sprake van een verhoogd aantal faillissementen in deze sector.

Een contra-intuïtieve vaststelling

Uit het trimestrieel Graydon rapport over het betaalgedrag in het Belgische bedrijfsleven – dus ook de Brusselse horeca – kwam wel een andere opvallende vaststelling naar voren. Sinds april 2016 zouden Brusselse horecazaken plots opmerkelijk betere betalers zijn. Een vaststelling die zo contra-intuïtief is, dat ze meermaals werd heronderzocht. Het tegendeel werd immers verwacht: door omzetdalingen zouden horeca-uitbaters net meer moeite krijgen om hun facturen te betalen. Eerder dan strikter betaalbedrag werd een forse stijging van het aantal wanbetalers vermoed.

De verklaring voor het fenomeen dat zich voordeed, is even eenvoudig als voor de hand liggend. Doemberichten hadden leveranciers – en dat waren zelfs niet de typische horecaleveranciers geweest – ervan overtuigd dat de Brusselse horecasector in slechte papieren zat. Om te voorkomen dat facturen (al te lang) onbetaald bleven, scherpten ze hun verkoopvoorwaarden aan. Zo vonden leveringen nog uitsluitend plaats mits contante betaling. Boter bij de vis, dat was wat deze leveranciers eisten.

Liquiditeitsproblemen zijn schering en inslag

En dat terwijl Graydon net aantoonde dat de Brusselse horeca een ruime populatie – ruimer dan in andere grootsteden – bevat van structureel ongezonde ondernemingen die vaak met ernstige liquiditeitsproblemen te kampen hebben. Die groep heeft weinig tot geen reserves, waardoor er ook geen financiële buffer is die hen door economisch moeilijkere tijden kan helpen. Zulke drastische maatregelen, zoals de verstrengde betalingsvoorwaarden, maken hen dan ook meteen tot slachtoffer.

De liquiditeitsproblemen zijn een onderdeel van grotere, structurele problemen. Veel meer dan andere grootsteden, gaat die groep zieke horecaondernemingen in deze regio gebukt onder wanbeheer, ondermaats management en gebrekkige zaakvoering in het algemeen.

De Brusselse horeca telt zo een ruimere groep ondernemingen die daardoor minder schokbestendig is dan andere sectoren. Door het structurele wanbeleid zijn er geen reserves om op terug te vallen en kunnen zij moeilijker het hoofd bieden aan periodes van tijdelijke omzetdalingen. Om die reden zal de Brusselse horecasector het de komende maanden pas echt moeilijk krijgen. Daarbij komt de begrijpelijke reactie van sommige leveranciers die net die groep bedrijven het mes op de keel zetten. Een voorbeeld van self fulfilling prophecy. Daarom is een toename van het aantal faillissementen de komende maanden meer dan waarschijnlijk.

Alleen door de oorzaak aan te pakken, kan het tij gekeerd worden. Om het zwakke deel van de Brusselse horeca uit het slop halen, zijn dus niet zozeer de voorgestelde noodmaatregelen essentieel maar wel een lange-termijn beleid waar deze zwakke ondernemingen fundamenteel begeleid worden in hun (financieel) managementtraject.

Vergeet onheilsberichten, neem onderbouwde sectorcijfers als basis

Bedrijven die handelsinformatie verspreiden, zoals Graydon, leveren al jaren modellen die het mogelijk maken om de op- en/of neergang van sectoren op de voet te volgen. Zowel groeiscores als faillissementspredictie maken deel uit van deze monitoring.

Deze handelsinformatie wordt met de grootste precisie verzameld, gecontroleerd en geanalyseerd. Het vormt de basis voor onderbouwde economische, financiële en commerciële inzichten, die ondernemers in staat moeten stellen om betere zakelijke beslissingen te nemen en een competitief voordeel te behalen.

Het bouwen van dergelijke modellen en het vrijgeven van die scores heeft ook een duidelijk ethisch verhaal. Het is zonder meer fundamenteel om nauwkeurig het selffulfilling prophecy gehalte van onze scores te bewaken. Het is daarbij ook essentieel om het onderscheid te maken tussen enerzijds de kenmerken die duiden op de oorzaak van een probleem en kenmerken die bij verkeerd toepassen een bedrijf de afgrond in kan sturen. Oorzaak en gevolg moeten we dus steeds van elkaar scheiden.

Kenmerken, knipperlichten die duiden op het ontstaan van moeilijkheden worden dus voortdurend beschreven, gemeten, gemonitord. Hiervoor is nauwkeurige kennis nodig van de broninformatie en de evolutie ervan. De huidige ontwikkelingen in de Brusselse horeca en de berichtgeving hierover, tonen het belang hiervan eens te meer aan.

Bron: Graydon blog